Benedictus XVI is in intellectueel opzicht de grootste paus sinds Innocentius III. Dat schrijft Anthony Grafton in een essay in The New York Review of Books. Innocentius was paus van 1198 tot 1216, dus dat wil wel wat zeggen van Benedictus. “Hij weet alle instrumenten te hanteren van historisch onderzoek en van theologische en exegetische discussies”, aldus Grafton.
Grafton, een “niet-katholiek bewonderaar van de Kerk”, heeft wel kritiek op de aanpak van Benedictus van het misbruikschandaal. Als prefect van de congregatie voor de geloofsleer heeft hij weliswaar doortastend opgetreden tegen Marcial Maciel Degollado, maar hij heeft de publiciteit over dergelijke zaken te lang gezien als een moedwillige aanval op de kerk. Pas sinds het bezoek aan Malta ziet Grafton een ommekeer.
Maar de kerkgeschiedenis laat zien, aldus Grafton dat revolutionaire veranderingen niet altijd vanuit Rome komen, maar van elders binnen de Kerk. Een paus die hier het belang van inziet is een grote paus. Innocentius III gaf Franciscus van Assisi en Dominicus alle ruimte.
Benedictus is ook zo iemand, denkt Grafton. “Hij weet dat de Kerk, wat voor middelen ze ook heeft, heiligen nodig heeft en dat men die vaak ver buiten de curie heeft gevonden.” Een Dominicus heeft de Kerk op dit moment niet nodig omdat de paus zelf die rol op een uitstekende manier vervult. Maar een nieuwe Franciscus zal hij zeker herkennen, denkt Grafton.