Als je je als moslim meldt in het publieke debat en meepraat over gevoelige zaken zoals homoseksualiteit en vrouwenrechten, dan ben je bij voorbaat verdacht. Dan worden de vaste stereotypen en insinuaties gebruikt. Ditzelfde gebeurde in de tweede helft van de negentiende eeuw tussen de protestanten en de katholieken. De katholieken hoorden ook altijd het verwijt dat ze een dubbele agenda voerden, dat ze loyaal aan Rome waren en dat ze dús niet te veel macht mochten hebben. Het hoort bij de emancipatiebeweging, dit is het voorhoedegevecht dat Ramadan en Eddaoudi moeten voeren.
En commentator Willem Breedveld beschrijft hoe de liberalen over de katholieken dachten:
Dat de PVV dit wil is begrijpelijk. Voor deze partij is de islam de vijand. En van de VVD kan ik het ook nog volgen. Die waren in de negentiende eeuw al beducht dat de zwartjurken de tere kinderziel zouden bederven. Die liberalen waren daarom tegen bijzonder onderwijs.
De vergelijking tussen katholieken en moslims duikt niet voor de eerste keer op. Ook is al in een aantal gevallen gebleken dat de vergelijking mank gaat, maar er zijn parallellen, ook in onze tijd. Zowel Tariq Ramadan als de paus (bien etonné..) krijgen de publieke opinie onder aanvoering van niet-godsdienstige opiniemakers over zich heen als ze zich politiek incorrect uitdrukken. En wat ze dan precies gezegd hebben, speelt nauwelijks een rol in de discussie. Ze zien slechts spoken.
Ook in de negentiende eeuw was dat zo. De publicist Jozef Alberdingk Thijm was een vurig verdediger van de katholieke zaak in Nederland. Toen in 1853 bekend werd dat de bisschoppelijke hiërarchie hersteld zou worden, raakten de protestanten volledig van de kook want die bisschoppen waren zetbazen van een ‘vreemde vorst’, de paus dus.
Alberdingk Thijm schreef aan een vriend:
Mijn hemel! begrijpt men dan niet dat de Roomschen veel gevaarlijker waren, toen zij onmiddellijk onder ‘den man van de zeven bergen’ [de paus] stonden, dan nu de Pastoorskollegiën Hollanders tot prezidenten krijgen? – Weet gij, wie moesten klagen en schreeuwen? De Pastoors – die nu veel minder vrijheid zullen hebben. Wat kunnen toch, in Gods Naam, die twee Opper-pastoors in Haarlem en Utrecht voor kwaad aan de Protestantsche landgenoten doen?
(Geciteerd in: Michel van der Plas, Vader Thijm. Biografie van een koopman-schrijver (Baarn, 1995) p. 206