Het cursuslokaal vulde zich langzaam met cursisten. “Het is hier net als in de kerk”, sprak de cursusleider. “Die loopt ook van achteren naar voren vol en als er één persoon in een rij zit, is die bezet.”
Daarop wendde mijn buurman zich tot mij. “Zie je wel dat Sacrosanctum Concilium een vergissing was”, zei hij.
De laatste tijd was het ook al eens in mij opgekomen dat je niet op de eerste plaats naar een viering hoeft te gaan om elkaar te ontmoeten. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie ligt meer de nadruk op het vieren als gemeenschap, dan op de individuele devotie tijdens de eucharistieviering. Maar ik voel me ongemakkelijk als ik van achteruit naar voren de kerk in word gedirigeerd en hand in hand met een wildvreemde het onzevader moet bidden.
Ik moest denken aan Herman Finkers die vertelde hoe een pastoraal werker gezegd had dat zijn ideaal was dat alle kerkgangers elkaar bij de hand zouden nemen en rond het altaar zouden dansen, daarbij elkaar in de ogen kijkend en zeggend: ik hou van je.
Dat moest dan wel geleidelijk ingevoerd worden, zei de p.w. Waarop Finkers droogjes opmerkte dat dit hem niet geleidelijk genoeg kon gebeuren.
Anderzijds kan ik me voorstellen dat dit andere mensen wel aanspreekt. Niet alleen binnen de pinkstergemeente, maar ook binnen de rooms-katholieke kerk. Zolang het maar geen feestje wordt met een polonaise.
Je kunt daar aardig over discussiëren tijdens een cursus gregoriaans. Sommige deelnemers gaven de voorkeur aan de tridentijnse ritus, maar er waren er ook die naast het gregoriaans graag de teksten van Huub Oosterhuis op muziek van Huijbers of Oomen horen.
De liturgie is sinds het Tweede Vaticaans Concilie veelvormiger geworden. Je kunt erover discussiëren hoe ver je daarin kunt gaan. En als dat gebeurt met mensen die redelijke argumenten aandragen en je woorden niet verdraaien, dan is dat een verademing.