In de zestiende eeuw hielden niet alle priesters in het bisdom Roermond zich aan het celibaat. Dat dit geen nieuws is, betoogde ik al eerder. P.W.F.H. Hamans, die het deel over de periode van 1559 tot 1801 schreef van het boekwerk over de geschiedenis van het bisdom Roermond, constateert ook dat er rond 1559 van alles mis was in het nieuwe bisdom.
Maar van grootschalige schending van het celibaat was er volgens Hamans geen sprake. Volgens hem overdreef de eerste bisschop van Roermond, Wilhelmus Lindanus (1525-1588) toen hij zei dat van de tweehonderd pastoors er slechts zes het celibaat onderhielden. Dat was in 1570, toen hij nog geen twee jaar in Roermond was.
Hamans wijst erop dat er in die tijd nog geen honderd pastoors in het diocees werkzaam waren en dat Lindanus blijkbaar nog niet goed op de hoogte was. In zijn toespraak voor de diocesane synode die dat jaar plaatsvond, sprak hij andere taal. “De mildheid waarmee de bisschop hier sprak, getuigt niet van grootschalige misstanden inzake geloof en zeden bij de clerus", schrijft Hamans.
Daarmee zou Roermond een uitzondering zijn, want elders was het heel gewoon dat een priester een vrouw had. In het bisdom Luik werden er voortdurend boetes opgelegd aan priesters vanwege schending van het celibaat, maar dit werd beschouwd als een soort belasting en niet als een straf.
Misschien besefte Lindanus dat het niet mogelijk was om een mentaliteit die zo diep geworteld was meteen met wortel en tak uit te roeien. Dat begrip legde hij ook aan de dag als het ging om het bezoeken van feesten door priesters. Eigenlijk mocht dat niet, maar de bisschop had er begrip voor dat een pastoor nu eenmaal sociale verplichtingen heeft. Maar ze moesten het dan wel bij een kort bezoek laten en desnoods met een smoesje vertrekken als het te laat dreigde te worden.
Ook de opvolger van Lindanus hamerde op het onderhouden van het celibaat. Pas in 1615 kan de bisschop van Roermond in zijn ad-liminabrief schrijven dat alle priesters zich aan het celibaat hielden. Hamans schrijft: “Na het Concilie van Trente groeide inderdaad een geestelijke stand die zich meer dan in de Middeleeuwen ervan bewust was dat priesters zielzorgers waren die verantwoordelijkheid droegen voor het heil van de gelovigen. Daarbij behoorde een spiritualiteit waarin de schending van het celibaat niet paste.”
Dat was inderdaad een geleidelijk proces en in dat opzicht is het bisdom Roermond geen uitzondering.
R. de la Haye en P. Hamans (red.) Bisdom langs de Maas. Geschiedenis van de kerk in Limburg Maastricht: Uitgeverij TIC, 2009. ISBN/EAN 978-90-78407-57-7