Het was een zaterdagavond. Ik was zeven jaar en ik was met mijn vader naar de kerk gegaan. De kerk zat helemaal vol.
Plotseling riep achterin de kerk iemand iets. De kapelaan gaf antwoord en de hele kerk applaudisseerde. Daarna riep de man weer iets en een klein groepje rond hem stemde met handgeklap in.
Zo’n jaar of dertig later vond ik in een archief het Dagblad De Stem uit 1968. Daarin trof ik een artikeltje aan over deze gebeurtenis: ‘Rel in kerk’, was de kop. Toen pas werd het me duidelijk waar het om gegaan was.
De kapelaan had zich tijdens zijn preek uitgesproken tegen een eventuele veroordeling van Edward Schillebeeckx. Die was toen juist voor de eerste keer in Rome ter verantwoording geroepen. Tegen die uitspraak van de kapelaan had een klein groepje behoudende katholieken geprotesteerd, maar de overgrote meerderheid van de kerkgangers had zich achter de hem en dus achter Schillebeeckx geschaard.
Ik begon me af te vragen wat die honderden mensen precies van de kwestie hadden geweten. De afgelopen dagen is weer herhaaldelijk gewezen op de ondoorgrondelijkheid van de boeken van Schillebeeckx. Wat bewoog al die buurtgenoten van mij om hem een staande ovatie te geven? En waarom zijn de meesten in de jaren daarna een voor een de kerk uitgelopen om er nooit meer terug te komen?
Schillebeeckx was een symbool van de vernieuwing van de Kerk in de jaren zestig. Daar kon die man die bij ons in de kerk een ‘rel’ schopte niet tegenop. Hij was lang en mager, droeg altijd een zwart kostuum en een lange zwarte regenjas en hij had een bleek gezicht, net zoals de doodgravers uit de strips van Lucy Luke. Hij bestookte de bisschop en het Vaticaan met brieven waarin hij opsomde wat er allemaal niet deugde in het bisdom. Op het kantoor waar hij werkte, voerde hij een eenzaam achterhoedegevecht tegen minirokken en hotpants. Zo probeerde hij de geest van de nieuwe tijd terug in de fles te krijgen.
Dat wilden die mensen in de kerk in ieder geval niet meer: terug naar de bekrompenheid van nog maar enkele jaren daarvoor. Kardinaal Simonis zei het laatst nog in een interview met Avvenire: het christendom in Nederland was mogelijk te sterk gekenmerkt door rigide moralisme.
Ze wilden zelf keuzes maken: wat ze deden, wat ze aantrokken en of ze al dan niet naar de kerk gingen. Binnen enkele jaren zouden de meesten besluiten niet meer naar de kerk te gaan. Net als menig kapelaan trouwens.
woensdag 30 december 2009
vrijdag 18 december 2009
Het oude bisdom Roermond: gewoon of uitzonderlijk?
In de zestiende eeuw hielden niet alle priesters in het bisdom Roermond zich aan het celibaat. Dat dit geen nieuws is, betoogde ik al eerder. P.W.F.H. Hamans, die het deel over de periode van 1559 tot 1801 schreef van het boekwerk over de geschiedenis van het bisdom Roermond, constateert ook dat er rond 1559 van alles mis was in het nieuwe bisdom.
Maar van grootschalige schending van het celibaat was er volgens Hamans geen sprake. Volgens hem overdreef de eerste bisschop van Roermond, Wilhelmus Lindanus (1525-1588) toen hij zei dat van de tweehonderd pastoors er slechts zes het celibaat onderhielden. Dat was in 1570, toen hij nog geen twee jaar in Roermond was.
Hamans wijst erop dat er in die tijd nog geen honderd pastoors in het diocees werkzaam waren en dat Lindanus blijkbaar nog niet goed op de hoogte was. In zijn toespraak voor de diocesane synode die dat jaar plaatsvond, sprak hij andere taal. “De mildheid waarmee de bisschop hier sprak, getuigt niet van grootschalige misstanden inzake geloof en zeden bij de clerus", schrijft Hamans.
Daarmee zou Roermond een uitzondering zijn, want elders was het heel gewoon dat een priester een vrouw had. In het bisdom Luik werden er voortdurend boetes opgelegd aan priesters vanwege schending van het celibaat, maar dit werd beschouwd als een soort belasting en niet als een straf.
Misschien besefte Lindanus dat het niet mogelijk was om een mentaliteit die zo diep geworteld was meteen met wortel en tak uit te roeien. Dat begrip legde hij ook aan de dag als het ging om het bezoeken van feesten door priesters. Eigenlijk mocht dat niet, maar de bisschop had er begrip voor dat een pastoor nu eenmaal sociale verplichtingen heeft. Maar ze moesten het dan wel bij een kort bezoek laten en desnoods met een smoesje vertrekken als het te laat dreigde te worden.
Ook de opvolger van Lindanus hamerde op het onderhouden van het celibaat. Pas in 1615 kan de bisschop van Roermond in zijn ad-liminabrief schrijven dat alle priesters zich aan het celibaat hielden. Hamans schrijft: “Na het Concilie van Trente groeide inderdaad een geestelijke stand die zich meer dan in de Middeleeuwen ervan bewust was dat priesters zielzorgers waren die verantwoordelijkheid droegen voor het heil van de gelovigen. Daarbij behoorde een spiritualiteit waarin de schending van het celibaat niet paste.”
Dat was inderdaad een geleidelijk proces en in dat opzicht is het bisdom Roermond geen uitzondering.
R. de la Haye en P. Hamans (red.) Bisdom langs de Maas. Geschiedenis van de kerk in Limburg Maastricht: Uitgeverij TIC, 2009. ISBN/EAN 978-90-78407-57-7
Maar van grootschalige schending van het celibaat was er volgens Hamans geen sprake. Volgens hem overdreef de eerste bisschop van Roermond, Wilhelmus Lindanus (1525-1588) toen hij zei dat van de tweehonderd pastoors er slechts zes het celibaat onderhielden. Dat was in 1570, toen hij nog geen twee jaar in Roermond was.
Hamans wijst erop dat er in die tijd nog geen honderd pastoors in het diocees werkzaam waren en dat Lindanus blijkbaar nog niet goed op de hoogte was. In zijn toespraak voor de diocesane synode die dat jaar plaatsvond, sprak hij andere taal. “De mildheid waarmee de bisschop hier sprak, getuigt niet van grootschalige misstanden inzake geloof en zeden bij de clerus", schrijft Hamans.
Daarmee zou Roermond een uitzondering zijn, want elders was het heel gewoon dat een priester een vrouw had. In het bisdom Luik werden er voortdurend boetes opgelegd aan priesters vanwege schending van het celibaat, maar dit werd beschouwd als een soort belasting en niet als een straf.
Misschien besefte Lindanus dat het niet mogelijk was om een mentaliteit die zo diep geworteld was meteen met wortel en tak uit te roeien. Dat begrip legde hij ook aan de dag als het ging om het bezoeken van feesten door priesters. Eigenlijk mocht dat niet, maar de bisschop had er begrip voor dat een pastoor nu eenmaal sociale verplichtingen heeft. Maar ze moesten het dan wel bij een kort bezoek laten en desnoods met een smoesje vertrekken als het te laat dreigde te worden.
Ook de opvolger van Lindanus hamerde op het onderhouden van het celibaat. Pas in 1615 kan de bisschop van Roermond in zijn ad-liminabrief schrijven dat alle priesters zich aan het celibaat hielden. Hamans schrijft: “Na het Concilie van Trente groeide inderdaad een geestelijke stand die zich meer dan in de Middeleeuwen ervan bewust was dat priesters zielzorgers waren die verantwoordelijkheid droegen voor het heil van de gelovigen. Daarbij behoorde een spiritualiteit waarin de schending van het celibaat niet paste.”
Dat was inderdaad een geleidelijk proces en in dat opzicht is het bisdom Roermond geen uitzondering.
R. de la Haye en P. Hamans (red.) Bisdom langs de Maas. Geschiedenis van de kerk in Limburg Maastricht: Uitgeverij TIC, 2009. ISBN/EAN 978-90-78407-57-7
dinsdag 8 december 2009
Het raadsel Servatius
Gaat Sint Servaas Sinterklaas achterna? Uit het ANP-bericht waarover ik eerder de staf brak, blijkt ook dat de auteurs van de geschiedenis van het bisdom Roermond twijfelen aan het bestaan van de heilige die Maastricht tot een bedevaartsoord maakte.
Servatius dankt zijn reputatie geheel en al aan bisschop Monulfus van Maastricht, die leefde aan het eind van de zesde eeuw. Dat stelt de auteur van het eerste deel van het boek over de voorgeschiedenis van het bisdom Roermond, Régis de la Haye. Monulfus vernam dat de bevolking van de stad een zekere Servatius vereerde die de eerste bisschop van Maastricht zou zijn geweest en die begraven lag op het oude Romeinse grafveld even buiten de stad, het tegenwoordige Vrijthof.
Monulfus voorzag vervolgens Gregorius van Tours van informatie over Servatius, die hij verwerkte in zijn kroniek. De oudste informatie over Servatius zou dus afkomstig zijn van Monulfus. “Zonder Monulfus zouden wij nooit van Servatius gehoord hebben, en nooit geweten hebben dat hij had bestaan. Het is Monulfus die Sint Servaas heeft ‘gemaakt’. Met andere woorden, Servatius is een pure creatie van Monulfus.”
Overigens staat het wel vast dat er een bisschop Servatius van Tongeren is geweest en dat op een zeker moment de bisschopszetel van Tongeren naar Maastricht is verplaatst. Maar volgens De la Haye hoeft deze Servatius niet dezelfde te zijn als de Servatius uit de verhalen van Monulfus.
Bovendien wordt Servatius van Tongeren genoemd in de jaren tussen 343 en 359. Volgens De la Haye is er geen bewijs dat er toen al in Maastricht christenen woonden. De oudste grafstenen uit die stad die verwijzen naar het christelijke geloof dateren uit het begin van de vijfde eeuw.
Met zijn inleiding zet De la Haye de toon voor deze geschiedenis van het bisdom Roermond: geen gespeculeer, de feiten staan voorop. Maar we hoeven Servatius niet helemaal naar het rijk der fabelen te verwijzen.
De Maastrichtenaren moeten een bijzondere devotie hebben gehad voor de man die daar op dat oude grafveld begraven lag. In die tijd was de aanwezigheid van de stoffelijke resten van iemand die als heilig werd beschouwd, voldoende om een langdurige cultus op gang te brengen. Er moet daar dus wel een bijzondere persoon hebben gelegen.
Dat hebben ze trouwens geweten in Maastricht: nadat bisschop Lambertus in 705 op zijn landgoed bij Luik was vermoord, werd zijn lichaam daar bijgezet. Dat betekende feitelijk de verplaatsing van de bisschopszetel van Maastricht naar Luik, toen nog een gehucht, maar binnen een eeuw een stad die Maastricht overvleugelt.
R. de la Haye en P. Hamans (red.) Bisdom langs de Maas. Geschiedenis van de kerk in Limburg Maastricht: Uitgeverij TIC, 2009. ISBN/EAN 978-90-78407-57-7.
Servatius dankt zijn reputatie geheel en al aan bisschop Monulfus van Maastricht, die leefde aan het eind van de zesde eeuw. Dat stelt de auteur van het eerste deel van het boek over de voorgeschiedenis van het bisdom Roermond, Régis de la Haye. Monulfus vernam dat de bevolking van de stad een zekere Servatius vereerde die de eerste bisschop van Maastricht zou zijn geweest en die begraven lag op het oude Romeinse grafveld even buiten de stad, het tegenwoordige Vrijthof.
Monulfus voorzag vervolgens Gregorius van Tours van informatie over Servatius, die hij verwerkte in zijn kroniek. De oudste informatie over Servatius zou dus afkomstig zijn van Monulfus. “Zonder Monulfus zouden wij nooit van Servatius gehoord hebben, en nooit geweten hebben dat hij had bestaan. Het is Monulfus die Sint Servaas heeft ‘gemaakt’. Met andere woorden, Servatius is een pure creatie van Monulfus.”
Overigens staat het wel vast dat er een bisschop Servatius van Tongeren is geweest en dat op een zeker moment de bisschopszetel van Tongeren naar Maastricht is verplaatst. Maar volgens De la Haye hoeft deze Servatius niet dezelfde te zijn als de Servatius uit de verhalen van Monulfus.
Bovendien wordt Servatius van Tongeren genoemd in de jaren tussen 343 en 359. Volgens De la Haye is er geen bewijs dat er toen al in Maastricht christenen woonden. De oudste grafstenen uit die stad die verwijzen naar het christelijke geloof dateren uit het begin van de vijfde eeuw.
Met zijn inleiding zet De la Haye de toon voor deze geschiedenis van het bisdom Roermond: geen gespeculeer, de feiten staan voorop. Maar we hoeven Servatius niet helemaal naar het rijk der fabelen te verwijzen.
De Maastrichtenaren moeten een bijzondere devotie hebben gehad voor de man die daar op dat oude grafveld begraven lag. In die tijd was de aanwezigheid van de stoffelijke resten van iemand die als heilig werd beschouwd, voldoende om een langdurige cultus op gang te brengen. Er moet daar dus wel een bijzondere persoon hebben gelegen.
Dat hebben ze trouwens geweten in Maastricht: nadat bisschop Lambertus in 705 op zijn landgoed bij Luik was vermoord, werd zijn lichaam daar bijgezet. Dat betekende feitelijk de verplaatsing van de bisschopszetel van Maastricht naar Luik, toen nog een gehucht, maar binnen een eeuw een stad die Maastricht overvleugelt.
R. de la Haye en P. Hamans (red.) Bisdom langs de Maas. Geschiedenis van de kerk in Limburg Maastricht: Uitgeverij TIC, 2009. ISBN/EAN 978-90-78407-57-7.
zondag 6 december 2009
Nee hè, niet weer het celibaat
‘Limburgse priesters lapten celibaat aan laars’, kopte het Brabants Dagblad naar aanleiding van het verschijnen van het boek ‘Bisdom langs de Maas’ over de geschiedenis van het bisdom Roermond. Dat priesters zich in de zestiende eeuw niet allemaal aan het celibaat hielden, is helemaal geen nieuws. Het zou zelfs bijzonder zijn geweest als de ‘Limburgse’ (om dit anachronisme toch maar even te gebruiken) priesters dat wel zouden hebben gedaan.
Dit ANP-bericht dat de redactie Geestelijk leven van het Brabants Dagblad heeft overgenomen zonder het boek zelf te lezen, doet onrecht aan dit werk dat ruim 700 pagina’s telt en dat de geschiedenis vertelt van het christendom in het huidige bisdom Roermond. De komende tijd zal ik proberen om het werk serieus onder de loep te nemen.
“Het katholieke geloof is de belangrijkste factor die de Limburgers door de eeuwen heen heeft verbonden.” Lees ik op de achterflap. Maar dat geloof verbindt eigenlijk een groot deel van de Europeanen met elkaar. Limburg is toch eigenlijk een negentiende-eeuwse constructie, in het leven geroepen door het Congres van Wenen en de Belgische afscheiding? Binnenkort meer over dit boek. Gun me even de tijd: ik zal het namelijk wel gaan lezen.
R. de la Haye en P. Hamans (red.) Bisdom langs de Maas. Geschiedenis van de kerk in Limburg Maastricht: Uitgeverij TIC, 2009. ISBN/EAN 978-90-78407-57-7.
Dit ANP-bericht dat de redactie Geestelijk leven van het Brabants Dagblad heeft overgenomen zonder het boek zelf te lezen, doet onrecht aan dit werk dat ruim 700 pagina’s telt en dat de geschiedenis vertelt van het christendom in het huidige bisdom Roermond. De komende tijd zal ik proberen om het werk serieus onder de loep te nemen.
“Het katholieke geloof is de belangrijkste factor die de Limburgers door de eeuwen heen heeft verbonden.” Lees ik op de achterflap. Maar dat geloof verbindt eigenlijk een groot deel van de Europeanen met elkaar. Limburg is toch eigenlijk een negentiende-eeuwse constructie, in het leven geroepen door het Congres van Wenen en de Belgische afscheiding? Binnenkort meer over dit boek. Gun me even de tijd: ik zal het namelijk wel gaan lezen.
R. de la Haye en P. Hamans (red.) Bisdom langs de Maas. Geschiedenis van de kerk in Limburg Maastricht: Uitgeverij TIC, 2009. ISBN/EAN 978-90-78407-57-7.
Abonneren op:
Posts (Atom)