Gregoriaans is mooi, maar wat moet je ermee? Die vraag kwam aan de orde tijdens de zomercursus gregoriaans die vorige week georganiseerd werd aan de Folkwang Hochschule in Essen. De organisatoren hadden prof. dr. Wolfgang Bretschneider uitgenodigd, hoogleraar kerkmuziek aan het conservatorium en het seminarie in Keulen. Ook is hij samensteller van de nieuwe versie van de liedbundel ‘Gotteslob’, ongeveer de Duitse versie van de bundel ‘Gezangen voor Liturgie’ (GvL).
In Nederland wekt ‘de GvL’ bij sommige liefhebbers van het gregoriaans soms als een rode lap op een stier en dat is in Duitsland met ‘Gotteslob’ kennelijk niet anders. Bretschneider richtte zich dan ook aan het begin van zijn betoog tot zijn ‘beste vrienden en vijanden’. Hij schetste hoe in de afgelopen eeuw het gregoriaans vaak zo armzalig werd uitgevoerd dat een hele generatie er zijn buik van vol heeft en hoe het tegenwoordig wordt gepromoot door platenmaatschappijen als een esoterisch gezang, een soort akoestische wierookstokjes.
Toch is de beste manier om het gregoriaans te bewaren het een plaats te geven in de liturgie, vond Bretschneider. Maar die plaats kan het gregoriaans best delen met volkszang: als het maar kwaliteit heeft. Daarbij nam hij nog even degenen op de hak die ook het Kyrie, het alleluia en het amen in het Latijn willen horen. Mensen dus die het gregoriaans als onderdeel van een ideologie hanteren waarbij ze andere vormen uitsluiten.
Uiteindelijk bleek Bretscheider maar weinig ‘vijanden’ onder zijn gehoor te hebben, al meende ik wel bij een enkeling stoom uit de oren te zien komen. Kennelijk zijn liefhebbers van het gregoriaans tolerant en kunnen ze tegen een plaagstootje.
En wat mij betreft: het gregoriaans is in de liturgie inderdaad het beste op zijn plaats. Dat het tegenwoordig vooral buiten de liturgie lijkt te klinken, kun je volgens mij niet helemaal in de schoenen schuiven van de koren van vroeger.
Inderdaad moeten we op de periode van voor 1960 niet terugkijken als de gouden eeuw van de kerkmuziek, als het gaat om de uitvoering van die muziek. Het is beslist niet zo dat de kerkgangers toen voortdurend dekking moesten zoeken omdat het koor de sterren van de hemel zong.
Maar de vernieuwing van de liturgie na het Tweede Vaticaans Concilie bracht op de meeste plaatsen geen verbetering van de kwaliteit. Erger nog: bekwame musici werden aan de kant en goede koren opgedoekt omdat ze Latijn zongen en dat kon niet meer, volgens veel liturgievernieuwers. Niet verbetering, maar verandering stonden voorop
Bretschneider waarschuwt terecht tegen de ideologisering van de kerkmuziek, maar die is niet begonnen met de voorstanders van het Latijn. Het waren degenen die alle muziek van voor 1960 bij het oud vuil wilden zetten. Dat leidde tot een reactie van mensen die weigerden om alles wat in meer dan duizend jaar tot stand was gekomen te negeren.
Dat het gregoriaans hier en daar weer terugkomt, heeft dan ook niet te maken met het terugdraaien van de klok, maar met het besef dat de kwaliteit in de liturgie voorop moet staan en dat vernieuwing geen doel op zichzelf is.