De Nederlandse kerkprovincie van de jaren 1970-1990 doet me meer denken aan een schip in een storm waarvan de bemanning ruzie maakt over de te volgen koers dan aan een zelfmoordenaar. Wie zichzelf van kant wil maken, ziet het niet meer zitten. De bemanning van het schip van de Nederlandse Kerk daarentegen, zag heel goed welke kant het op moest. Alleen was dat volgens sommigen bakboord en volgens anderen stuurboord.
Alle vergelijkingen gaan mank en daarom is het beeld dat mgr. Edward Cassidy opriep van zijn tijd als pro-nuntius in Nederland toch wel een nadere beschouwing waard. Als voorbijganger - hij kwam in 1984 uit Zuidelijk Afrika en ging in 1989 naar Rome - zag hij hoe de besluiten van het Tweede Vaticaans Concilie een wel heel radicale interpretatie kregen in Nederland. Gezien vanuit de wereldkerk is het inderdaad een raar gezicht dat een groepje katholieken dat slechts een fractie van het totale aantal uitmaakt, denkt de koers voor de wereldkerk te kunnen uitzetten.
Dat perspectief is een ander dan dat van degene die de situatie in Nederland van binnenuit kent, zoals mgr. Bär. Hij herkent zich niet in het beeld dat de bisschoppen een gezonde kerk te gronde zouden hebben gericht. Je kunt niet ontkennen dat er grote verdeeldheid heerste onder de Nederlandse bisschoppen, maar dat heeft niet aan mgr. Bär gelegen.
De manier waarop de ontkerkelijking in Nederland zich binnen de rooms-katholieke kerk heeft ontwikkeld is bijzonder, maar de ontkerkelijking op zichzelf niet. Overal in Europa doet dat verschijnsel zich voor, ook in Vlaanderen, waar dit jaar maar vijf nieuwe priesterstudenten zijn. Ter vergelijking: de opleiding van het bisdom Haarlem-Amsterdam telt er dit jaar elf. Zo droog is de bedding van de Nederlandse kerk blijkbaar toch niet. Blijkbaar zijn de Nederlandse bisschoppen er toch in geslaagd hun schip door de storm te loodsen en weer op koers te krijgen.